Oerstoer, over de wolharige mammoet en de rest

Leesfragment:

Vroeger

Over toen jij er nog lang niet was

Op de plek waar jij nu bent, liepen ooit reusachtige dieren rond, zoals sabeltandtijgers, wolharige mammoeten en grottenhyena’s. Niet in een dierentuin, maar in het wild. Ze liepen over een uitgestrekte, bruingroene vlakte met kleine boompjes en plantjes en verzamelden zich bij drinkpoelen en langs de oevers van rivieren. Tussen die dieren in wandelden onze verre achterneven en -nichten, die af en toe wegrenden voor zo’n beest en er soms juist hard achteraan renden.

Dit alles speelde zich tot zo’n 12 duizend jaar geleden af. Lang geleden, denk je nu misschien. Maar de aarde zelf is ongeveer 4,5 miljard jaar oud, een getal met 9 cijfers achter de komma: 4.500.000.000. Als je het zo bekijkt, is 12.000 jaar best wel kort. 

En stel je nu eens het volgende voor: je doet net of de aarde 24 uur geleden is ontstaan. Zo vergeleken staat elke seconde voor 53.000 jaar, en is het zelfs maar één minuut geleden dat de grote ijstijddieren hier leefden!

Boekinfo

Illustrator  Roland Silem
Nominaties Longlist Jan Wolkers prijs
Druk Eerste druk 2019
Omslag Oerstoer van Tialda Hoogeveen - Een illustratie van een mamoet waarbij een jager met speer die in de nek van de mamoet meerijdt

Rijke teksten

Lees ook het hoofdstuk IJskoude dieren op de website Rijketeksten.org van de Taalunie.

Stapels botten

Zo’n 12.000 jaar geleden graasden en raasden de grote dieren voor het laatst in ons land, én op het land tussen Nederland en Engeland, waar nu de Noordzee is. Daarom vinden vissers nu nog elke dag resten van ijstijddieren in hun netten. Met hun kotters hebben ze al honderdduizenden botten, kiezen en tanden van wolharige mammoeten, sabeltandtijgers en andere oerdieren opgevist uit de Noordzee. Ook bij baggerwerkzaamheden bij de grote rivieren komen stapels botten tevoorschijn.

Bijna alle oerstoere dieren zijn van de aardbodem verdwenen. Uitgestorven. Waardoor? En waarom overleefden andere dieren de ijstijd wel? Hoe leefden ze, wat aten ze, hoe zagen ze eruit? Hoe leefden onze verre voorouders tussen deze wonderlijke dieren? Je leest het in dit koele boek!

Illustratie uit Oerstoer - Vissersboot die een net ophaalt met op de zeebodem een skelet van een mamoet

De grottenbeer

Grotten vol grottenberenbotten

De zachtste, grootste knuffelbeer van de steppe. Zo lijkt het. Maar schijn bedriegt. Deze reus was beresterk: één tik van zijn lange nagel en je was opengeritst van keel tot kont. Eén harde brul en hij blies je omver.

Niet omdat hij de mens om op te vreten vond. Welnee, getverderrie zeg. Alpenkruiden stonden op zijn menu. Met als voor-, bij- en nagerecht vruchten, bessen, noten en gras. Brullen of een tik uitdelen deed hij alleen om zijn eten of zijn jongen te verdedigen. Of om de slaapplek in ‘zijn’ grot te bewaken. Een beetje ruzie hadden ze dus soms wel, de oermens en de grottenbeer.

Sluimerslaap

De grottenbeer was geen liefhebber van de kou. In de kilste maanden kroop hij daarom weg in een grot voor winterrust. Droog en donker. Net als de bruine beer en de grizzlybeer nu.

Bijna de helft van hun leven woonden grottenberen in grotten. Maandenlang teerden ze op hun vetreserves. Om daar zo zuinig mogelijk mee om te gaan, gingen ze in een soort sluimerslaap. Hun temperatuur ging fors omlaag en hun hart sloeg de helft minder vaak. Alles om die barre maanden te overleven.

Terwijl de poolwind buiten over de steppe huilde, baarde het vrouwtje binnen haar jongen. Veel babyberen overleefden de winter niet. Ook sommige volwassen beren werden nooit meer wakker na de winter. Er zijn duizenden grottenbeerbotten achtergebleven in grotten in Duitsland, Spanje, Rusland, Roemenië, Oostenrijk en Frankrijk. Jammer voor de beren, maar wel interessant voor de mensen die duizenden jaren later de resten vonden. 

Roland Silem

De saiga antilope

Dapper tot de dood

Met een slap slurfje en een opgezwollen kop ziet de saiga er een beetje mislukt uit. Hij kijkt er ook wat sneu bij. Alsof hij denkt: sorry dat ik besta. Van sneeuw hield hij niet, dat konden de dunne pootjes niet aan. Liever de steppe, koud en droog. Toch prijken bij het mannetje de sprookjesachtige hoorns juist ook trots op zijn kop. De opgezwollen snuit met het flubberige aanhangsel lijkt dan misschien nergens op, maar is heel belangrijk om te kunnen overleven op te steppe. Met dit slurfje warmden de saiga’s namelijk de ijskoude lucht op en maakten ze de droge lucht vochtig voordat die de longen binnendrong. En tijdens droge zomers filterden ze de stoffige lucht ermee schoon. Er is dus echt wel over nagedacht!

Overlevers

Het lijf van de saiga antilope is nietig en klein. Daarom leven ze graag in groepen: samen ben je sterker dan alleen. In grote kuddes trokken ze over de droge steppe. Van Frankrijk en Engeland tot aan Alaska. Op zoek naar kruiden, gras en struikjes. Roofdieren waren hun vijand en ook de mens was een gevaar: voor hen was de saiga een kleine maar fijne hap!

Toen de ijstijd ten einde kwam, vertrokken de saiga antilopen uit het Noordzeegebied, op naar het oosten. De saiga’s van toen en de saiga’s van nu lijken erg op elkaar. Volgens wetenschappers is er een Russische en een Mongoolse soort. Sommige geleerden denken zelfs dat de soort die in Mongolië leeft dezelfde soort is als die uit de ijstijd. 

Tienduizenden jaren op aarde. Op zo veel overlevingskracht zouden ze met zijn allen trots moeten zijn. Kop op, saiga antilopen!

Uit: Oerstoer, over de wolharige mammoet en de rest. Met illustraties van Roland Silem. Ploegsma 2020.